De Europese Commissie legt vandaag een nieuw voorstel voor een meer geharmoniseerde Europese vennootschapsbelasting op tafel waarbij de basis voor de vennootschapsbelasting in de hele Europese Unie op dezelfde wijze moet worden berekend.  Dit zal het huidige belastingbeleid vereenvoudigen en het moeilijker maken voor multinationals om vennootschapsbelasting te ontduiken.

Tom Vandenkendelaere, lid van de commissie economische en monetaire zaken, is voorstander: “Het nieuwe voorstel van de Commissie komt op het juiste moment. Sinds de verontwaardigde reacties op Luxleaks en de Bahama Papers, is de vraag naar rechtvaardige fiscaliteit nog niet beantwoord. De wedloop tussen Europese lidstaten heeft ervoor gezorgd dat multinationals tot 30% minder belastingen betalen dan kmo’s. Dit kan zo niet verder.”

De Commissie wil tegen 2020 de berekening van de belastbare bedrijfswinst, de grondslag waarop lidstaten vennootschapsbelasting kunnen heffen, harmoniseren. Vanaf 2022 moet die basis worden geconsolideerd, wat er, grofweg, op neerkomt dat multinationals slechts één belastingaangifte moeten indienen voor al hun activiteiten in de EU. De nieuwe belasting wordt verplicht voor bedrijven met een wereldwijde jaaromzet van 750 miljoen of meer. Voor België zou dat neerkomen op een 60-tal bedrijven zoals BASF of Colruyt. Andere bedrijven zouden niet worden verplicht maar kunnen vrijwillig kiezen om het systeem te gebruiken.

In 2011 kwam de Europese Commissie al met een voorstel voor een geconsolideerde vennootschapsbelasting, volledig op vrijwillige basis, maar dat werd toen door de lidstaten afgeschoten. Het grote struikelblok was toen de verdeelsleutel op basis waarvan bepaald werd welk deel van de winst door welke lidstaat belast mocht worden.

Vandenkendelaere: “In het huidige voorstel worden ook nieuwe elementen toegevoegd. De Commissie bevestigt bijvoorbeeld haar eerdere signalen dat ze wel graten ziet in de filosofie achter onze Belgische notionele interestaftrek. Men kiest wel voor het Italiaanse model waarbij enkel de aangroei van het eigen vermogen wordt gestimuleerd.

"Een gemeenschappelijke basis zal de ruimte voor onderlinge concurrentie niet volledig wegnemen. Lidstaten kiezen nog altijd volledig zelf aan welke tarieven ze willen belasten. Eénzelfde basis maakt het ganse proces in elke geval wel duidelijker en transparanter voor iedereen. In het Parlement reken ik op een breed draagvlak voor het voorstel."