Vanaf 1 oktober wordt Geert Sintobin de nieuwe stadssecretaris, hij wordt het nieuwe gezicht in het stadhuis. Al is hij zeker geen nobele onbekende in het Roeselaarse, toch willen we hem even voorstellen aan de hand van het interview dat in het stadsmagazine RSL verscheen.

Op maandag 22 september legde hij tijdens de gemeenteraadszitting officieel de eed af onder het waakzaam oog van Bart Wenes, voorzitter van de Roeselaarse gemeenteraad

 

CD&V Roeselare bedankt ook zijn voorganger Johan Leenknecht die 27 jaar lang het ambt van stadssecretaris uitoefende. Tegelijk wensen we de nieuwe stadssecretaris veel succes. Je kan met Geert Sintobin kennismaken in onderstaand interview

De meesten mensen zullen je vooral kennen als huidig OCMW-secretaris. Welke banden heb je daarnaast nog met Roeselare?

Geert: Ik ben hier eigenlijk geboren en getogen. Ik liep school in het Klein Seminarie totdat ik voor de Kadettenschool in Lier koos, was leider bij de KSA, ik ben al jaren actief bij het Roeselaarse volleybal (Bevo),... Ook mijn vrouw Caroline Scheldeman, met wie ik drie kinderen heb, is een rasechte Roeselaarse.


Welke jobs heb je in het verleden nog uitgeoefend voor je hier OCMW-secretaris werd?

Geert: Tot 2000 ben ik in het leger gebleven. En toen vond ik dat het tijd geworden was voor iets anders. Eerst werd ik OCMW-secretaris in Oostende, om vervolgens als directeur-generaal van de Federale Overheidsdienst Personeel & Organisatie aan de slag te gaan en uiteindelijk in mijn eigen stad te landen als OCMW-secretaris.

Als stadssecretaris sta je aan het hoofd van enkele honderden personeelsleden, wat het equivalent van een groot bedrijf betekent. Wat zal daarin volgens jou de grootste uitdaging zijn?

Geert: De realisatie van een synergie tussen stad en OCMW vormt zeker een uitdaging. Daarnaast zie ik specifiek voor de stad enkele boeiende ontwikkelingen. De laatste twee à drie jaar zijn er in de stad veel studies en voorbereidingen uitgevoerd waarmee we nu aan de slag moeten gaan, bijvoorbeeld voor interne organisatie, het nieuwe organigram. In goede interne organisatie schuilt volgens mij dan ook de voornaamste taak van een stadssecretaris en het managementteam waarvan hij deel uitmaakt. Het stadsbeleid behoort dan weer tot de taken van de politici, en meer bepaald het college van burgemeester en schepenen. Maar zij moeten uiteraard wel ondersteund en gevoed worden door de hele organisatie.

Er beweegt heel wat in human resources tegenwoordig, zowel in de privésector als bij de openbare besturen. Hoe zie je de toekomst van ‘de ambtenaar’ bij een lokale overheid?

Geert: Moeilijke vraag… Ongetwijfeld zullen evoluties die al aantal jaar bezig zijn, de komende jaren onverminderd doorgaan. Er klinkt nu al volop dat er binnen de overheid bespaard zal moeten worden, een voorbeeld daarvan zijn de Vlaamse regeerambities. Door die besparingen zullen een aantal evoluties sneller gaan dan initieel gedacht. We zien dat een aantal dingen dichter zullen aansluiten, bijvoorbeeld de rechtspositieregeling van statutairen en contractuelen. Uiteraard zouden we liefst iedereen de beste voorwaarden aanbieden en dat is zoals de statutairen die vandaag kennen. Maar we weten allemaal dat dat gewoon onbetaalbaar is. Dus zullen we daar een antwoord moeten op bieden.

Waar wil je zeker een rol spelen in die verandering?

Geert: Als secretaris ben je met het managementteam verantwoordelijk voor de interne organisatie; je zorgt ervoor dat het schepencollege en de gemeenteraad over een goed apparaat kunnen beschikken om het beleid uit te voeren. Ik zie daarin een belangrijke taak voor mezelf weggelegd. Degelijke computers, infrastructuur en software heb je zeker nodig, maar het allerbelangrijkste zijn de mensen die het moeten doen. En zo kom je automatisch uit bij personeelsbeleid. Personeelsbeleid moet in dienst staan van het bereiken van organisatiedoelstellingen. Werken voor burgers betekent die burgers een goede service bieden.


Als stadssecretaris zal je ongetwijfeld een drukbezet man zijn. Voor welke activiteiten, hobby’s,… wil je zeker tijd blijven maken?

Geert: Veel van mijn vrije tijd gaat naar volleybalclub Bevo in Beveren, de grootste club van West-Vlaanderen, waar ik voorzitter ben. Ook mijn dochter speelt daar. En elke zondagochtend zit ik op de koersfiets, als lid van Wielertoeristenclub ’t Hoekske uit Beveren. We draaien er dan telkens zo’n 80 à 90 km door. In de winter staat skiën voorop; als fervente skiër ben ik vooral fan van shortski (korte skivakanties nemen – nvdr.)! Drie keer per jaar trekken we daarom naar Frankrijk, of de Alpen.

Is het een voordeel voor je functie als stadssecretaris dat je van Roeselare bent?

Geert: Enerzijds komt het goed uit dat je veel straten kent, activiteiten kan je snel plaatsen,… Anderzijds geraak je door veel mensen en dingen te kennen wel eens wat persoonlijker betrokken bij een dossier, wat vervelend kan zijn. De meeste mensen kennen mij eigenlijk al van het voormalige Stedelijk Ziekenhuis en OCMW, organisaties die samen toch ook al zo’n 1700 medewerkers tellen. Heel veel zal er dus niet echt veranderen, vermoed ik. En als stadssecretaris heb je niet zo’n publieke functie als een mandataris. Zij vormen het uithangbord van de stad, niet de secretaris.


Dit interview is integraal overgenomen uit het stadsmagazine RSL